Gewaarborgd minimumpensioen voor werknemers en zelfstandigen

Indien je minstens 30 jaar loopbaanjaren kan bewijzen als werknemer of zelfstandige, heb je recht op een gewaarborgd minimumpensioen.

Voorwaarden voltijds gewaarborgd minimumpensioen

Je hebt recht op het voltijds gewaarborgd minimumpensioen wanneer je aan beide voorwaarden voldoet:

  • Je kan een loopbaan van minstens 30 jaar bewijzen
  • Die 30 loopbaanjaren minstens 208 dagen per kalenderjaar tellen.

Een volledige loopbaan telt 45 loopbaanjaren. Om recht te hebben op het gewaarborgd minimumpensioen moet je minstens twee derde loopbaan, wat overeenkomt met 30 loopbaanjaren bewijzen. Elk kalenderjaar moet uit minstens 208 voltijdse dagen bestaan. Gewerkte en gelijkgestelde dagen tellen mee in de berekening.

Voor de berekening van het gewaarborgd minimumpensioen tellen de 30 jaar met minstens 208 voltijdse dagen mee maar ook de jaren met minstens 52 dagen. Heb je 45 jaar voltijds gewerkt, dan heb je recht op het volledig gewaarborgd minimumpensioen. Werk je maar 32 jaar dan ontvang je maar een deel van het gewaarborgd loon namelijk 32/45ste. De hoogte van het gewaarborgd minimumpensioen is dus ook afhankelijk van het aantal loopbaanjaren.

Een voorbeeld: Jan werkt 35 jaar 312 dagen, 5 jaar 60 dagen en 2 jaar 20 dagen. Jan heeft recht op het gewaarborgd minimumpensioen want hij heeft minstens 30 jaar meer dan 208 voltijdse dagen gewerkt. Zijn loopbaanbreuk bedraagt 40 jaar want de 2 jaar van 20 dagen tellen niet mee.

Voorwaarden deeltijds gewaarborgd minimumpensioen

Je hebt recht op deeltijds gewaarborgd minimumpensioen wanneer je aan beide voorwaarden voldoet: 

  • Je kan een loopbaan van minstens 30 jaar bewijzen
  • Die 30 loopbaanjaren moeten minstens 156 dagen per kalenderjaar tellen.

De tweederde loopbaanvoorwaarde is dezelfde als het voltijdse gewaarborgd minimumpensioen. Echter moet je bij het deeltijds minimumpensioen 30 jaar van minstens 156 dagen bewijzen. De hoogte van het minimumpensioen is afhankelijk van het totaal van gewerkte en gelijkgestelde dagen. Hier is dus geen sprake van een minimum van 52 dagen per kalenderjaar. De breuk wordt bijgevolg niet in jaren uitgedrukt maar in dagen X/ 14 040 (312 dagen*45 jaar).

Een voorbeeld: Jan werkt 5 jaar 312 dagen, 10 jaar 220 dagen en 15 jaar 156 dagen. Hij heeft een loopbaan van 30 jaar en die tellen minstens 156 dagen. Hij heeft geen recht op het voltijds gewaarborgd loon, maar wel op het deeltijds gewaarborgd loon. Zijn loopbaanbreuk is 6100 /14040. De 6100 wordt als volgt berekend: 5*312 + 10*220 + 15*156.

Voorwaarden gemengd gewaarborgd minimumpensioen

Je kan een gemengde loopbaan hebben waarbij je een aantal jaar als zelfstandige en een aantal jaar als werknemer hebt gewerkt. Je hebt recht op het gemengd gewaarborgd minimumpensioen als je aan beide voorwaarden voldoet:

  • De loopbaan als werknemer voldoet niet aan de voorwaarden van het gewaarborgd minimumpensioen als werknemer
  • Er is een loopbaan als zelfstandige in hoofdberoep

Als beide voorwaarden zijn voldaan, wordt er gekeken of je minstens 30 loopbaanjaren hebt van minstens 208 dagen (voltijds gemengd gewaarborgd minimumpensioen) OF minstens 156 dagen (deeltijds gemengd gewaarborgd minimumpensioen).

Voorwaarden gewaarborgd minimumoverlevingspensioen

Bij het voltijds en deeltijds gewaarborgd minimumoverlevingspensioen is er geen sprake van een volledige loopbaan van 45 jaar. Om het maximum aantal loopbaanjaren te bepalen wordt het aantal jaar tussen de 20ste verjaardag en één jaar voor het overlijden van de huwelijkspartner geteld.

Je hebt recht op het gewaarborgd minimumoverlevingspensioen als de huwelijkspartner aan beide voorwaarden voldoet:

  • Een loopbaan van tweederde van het maximum aantal loopbaanjaren kan bewijzen.
  • Elk jaar van die tweederde loopbaan telde minstens 208 dagen (volledig) of 156 dagen (deeltijds)

Een voorbeeld: Jan stierf toen hij 46 was. Hij had een loopbaan van 18 jaar waarin hij 312 dagen werkte en 2 jaar waarin hij 102 dagen werkte. Het maximum aantal gewerkte jaren is 25 jaar (45-20). Hij heeft recht op het voltijdse gewaarborgd minimumoverlevingspensioen met volgende breuk: 20/25.

Bedrag gewaarborgd minimumpensioen

Het gewaarborgd minimumpensioen wordt niet enkel bepaald door het aantal loopbaanjaren maar ook door de gezinssituatie. Het gezinsbedrag krijg je als je echtgeno(o)t(e) zelf geen pensioen, een ander vervangingsinkomen (bijvoorbeeld een ziekte-uitkering) of beroepsinkomen (tenzij binnen de grenzen van toegelaten arbeid) heeft. Aan weduwen of weduwnaars wordt het overlevingsbedrag toegekend. Het alleenstaandenbedrag krijg je als alleenstaande of als je echtgeno(o)t(e) een eigen inkomen heeft.

Vanaf 1 juli 2019 is er geen verschil meer tussen het voltijds en deeltijds gewaarborgd minimumpensioen. Je hebt enkel maar recht op onderstaande bedragen als je een loopbaan hebt van 45 jaar of 14040 dagen. Bij een onvolledige loopbaan krijg je slechts het bedrag na toepassing van de loopbaanbreuk. Sinds 2016 is het gewaarborgd minimumpensioen voor zelfstandigen en werknemers gelijkgesteld.

Soort pensioen Maandbedrag (bruto) Jaarbedrag (bruto)
Rustpensioen gezinsbedrag 1 915,42 euro 22 985,04 euro
Rustpensioen alleenstaande  1 532,82 euro 18 393,83 euro
Overlevingspensioen 1 512,34 euro 18 148,02 euro

(01/08/2022 – Index 162,66)

Meer informatie of hulp nodig?

De CM Pensioendienst helpt je graag verder om na te gaan wat je rechten zijn en begeleid je van de aanvraag tot de uitbetaling.

Pensioenregeling meewerkende echtgenoten - zelfstandigen

Om toegang te krijgen tot het gewaarborgd minimumpensioen moet je minstens 30 loopbaanjaren kunnen bewijzen. Sinds 2003 bestaat er voor meewerkende echtgenoten een vrijwillig maxistatuut. Dit werd in juli 2005 verplicht voor meewerkende echtgenoten. Wie vanaf 2003 vrijwillige pensioenbijdragen betaalde, kon echter in geval van een zuivere tewerkstelling als meewerkende echtgenote, nooit aan 30 loopbaanjaren komen.

Bij de berekening van een pensioen bepaalt men altijd de meest voordelige situatie: het uitbetalen van een eigen rustpensioen of het gezinspensioen. In geval van een zuivere loopbaan als meewerkende echtgenote met een maxi-statuut gestart in de periode 2003-2005 zou het gezinspensioen waarschijnlijk het meest voordelig zijn, omdat men die 30 loopbaanjaren niet kan bewijzen om de toegang te openen op het gezinspensioen.

Om deze incorrectheid aan te passen heeft de wetgever vanaf 1 januari 2023 een soepelere toegangsvoorwaarde voor het gewaarborgd minimumpensioen toegevoegd.

Concreet moet je aan volgende voorwaarden voldoen om er recht op te hebben:

  • Je bent geboren tussen 1 januari 1956 en 31 mei 1968;
  • Je hebt minstens 1 kwartaal bijdragen betaald in het vrijwillig maxistatuut (voor juli 2005)
  • De meewerkende echtgenote gaat vanaf 1 januari 2023 op pensioen.

Voor wie voldoet aan deze voorwaarde, wordt een soepeler criterium gebruikt om toegang te hebben tot het gewaarborgd minimumpensioen. Let op: het bedrag van het gewaarborgd minimumpensioen wordt niet soepeler gewijzigd! Werkte je 15 jaar -> dan zal het gewaarborgd minimumpensioen maar 15/45ste zijn en niet 30/45ste. De versoepeling beperkt zich puur tot de opening van het recht!

OKRA was al lange tijd voorstander om deze ongelijkheid in de wet recht te zetten! Wie pensioenbijdragen betaald, moet hier ook effectief recht op hebben! We betreuren enkel dit enkel van toepassing is op meewerkende echtgenoten die hun pensioen vanaf 1 januari 2023 opnemen en dat dit niet met terugwerkende kracht werd ingevoerd.