OKRA op de koffie bij Vlaams minister voor Welzijn, Hilde Crevits

Op woensdag 17 augustus werden we met een OKRA delegatie ontvangen door de nieuwe minister van Welzijn, Hilde Crevits. Het werd een gemeend warm en open ontvangst waarbij de minister duidelijk liet blijken zich al behoorlijk te hebben ingewerkt in de nieuwe materie.

Het regeerakkoord van 2019 voorzag in een hervorming van de zorgbudgetten voor ouderen. Daarin werd aangekondigd dat het zorgbudget voor ouderen met zorgnood zou worden “hervormd, vereenvoudigd en versterkt “met het oog op een betere betaalbaarheid van het woonzorgcentrum”. (…) Voor de bewoners van een WZC wordt het zorgbudget enkel gemoduleerd op basis van het inkomen. Zo maken we het eenvoudiger en verhogen we de betaalbaarheid van het WZC”. Er werden in het regeerakkoord extra middelen aangekondigd “ voor zowel extra personeel als een verlaging van de dagprijs.”

Die beloofde hervorming van de zorgbudgetten is er, ruim drie jaar later, nog steeds niet gekomen. De betaalbaarheid en kwaliteit van woonzorgcentra is nochtans een van de hoogste beleidsprioriteiten van ouderen, zo bleek nogmaals uit onze recente rondvraag bij OKRA-afdelingen. De dagprijzen in woonzorgcentra zijn de voorbije jaren nog sneller gestegen dan de index. Voeg daarbij dat ouderen in woonzorgcentra zowat als enigen uit de boot vielen bij de federale verwarmingspremie, maar de gestegen energiekosten wel betalen via de verhoogde dagprijzen.

Daarom vroegen we vanuit OKRA aan de minister om het zorgbudget voor ouderen met zorgnood al met ingang van 1 januari 2023 te hervormen, i.p.v. de aangekondigde invoering vanaf 1 januari 2024. We willen dat ouderen in woonzorgcentra zonder onderscheid aanspraak moeten kunnen maken op de huidige vergoedingen van categorie 5. Het is een vergoeding die enkel ten goede komt aan ouderen met een inkomen onder de armoedegrens. Die vergoeding wordt bovendien afgeroomd zodra de armoedegrens is bereikt. De modale duurtijd van zo een vergoeding voor de oudere is schrijnend genoeg slechts tussen de twee en drie jaar. Technisch en administratief is het mogelijk om dit vanaf 1 januari 2023 door te voeren. In eerdere besprekingen in het Vlaams Parlement bleek hiervoor een brede steun bij alle fracties. De minister heeft hier oren naar, al houdt ze vast aan de invoering van de automatische toekenning van het zorgbudget enkel voor niveau 4. Maar ze beloofde om de invoering vanaf 1.1.2023 te bepleiten tijdens de begrotingsbesprekingen. Ook voor haar is dit een prioriteit, zo liet ze ons duidelijk verstaan.

Voor OKRA moet ook de inkomensgrens van dit zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, momenteel 15 935 euro per jaar voor een alleenstaande, 19 912 euro voor samenwonenden herzien worden. Niet enkel ligt dit grensbedrag nauwelijks hoger dan de armoedegrens. Voor dat inkomen wordt ook 10 jaar lang de verkoop van de eigen woning meegerekend à rato van 6 % per jaar, net als een onrealistische 6 % rente op spaargelden. Het Rekenhof wees er eerder al op dat deze aanrekening “nergens onderbouwd” is. En de Vlaamse Ouderen Raad wees in zijn advies 2018/4 ook al op deze knelpunten, inbegrepen de hoge prijs van de liefde door het kleine verschil in de inkomensgrens voor samenwonenden. Ook wat die correcties betreft bleef de aankondiging in het regeerakkoord vooralsnog dode letter. Ook deze zorg werd door de minister gedeeld, zonder beloftes dat ook deze hervorming snel zal mee worden opgenomen.

In tweede orde vroegen we ook aandacht voor dat andere zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden dat al sinds jaar en dag op 130 euro is vastgevroren, en al jaren niet werd aangepast aan de index. Het merendeel van de inkomsten van de Vlaamse begroting evolueert nochtans wél met de index, deze uitgave voor ouderen in woonzorgcentra verliest door de inflatie steeds meer aan koopkracht. De Vlaamse sociale bescherming werkt hierin niet als de federale sociale zekerheid, hier gaat het niet om een geïndexeerde uitkering bij zorgnood ongeacht inkomen en vermogen zoals dat federaal wel het geval is bij de ziekteverzekering, werkloosheid of arbeidsongeval. De minister erkent dit maar laat meteen ook verstaan dat dit geen prioriteit is en we in deze legislatuur hier geen aanpassingen moeten verwachten. De inkomsten uit de bijdragen voor de Vlaamse sociale bescherming zijn veruit ontoereikend voor de uitgaven en extra middelen uit de begroting moeten we niet verwachten. Een meer fundamentele herziening van deze Vlaamse Sociale bescherming dringt zich op voor een volgende bestuursperiode.

Rond de kwaliteit van woonzorgcentra werd in het verleden beleidsvoorbereidend werk geleverd in werkgroepen met het middenveld over kwaliteitscriteria, inspraakregelingen, klachtenbehandeling en bemiddeling door vertegenwoordigers van ouderverenigingen, persoonlijke woonzorg-leefplannen voor elke bewoner van een woonzorgcentrum, transparantie van woonzorgcentra over dagprijzen, kwaliteit, actieve openbaarheid van inspectieverslagen en klachtenbehandeling, een waardering van mantelzorgers in eerstelijnszones. We hopen dat ook deze bekommernissen rond kwaliteit van woonzorgcentra in het komend jaar hun beslag kunnen krijgen in regelgevend werk.

De minister erkent in eerste instantie het nijpende probleem van tekorten aan verzorgend en verplegend personeel in de sector en betreurt de geringe solidariteit die er bestaat, in deze, tussen de ziekenhuissector en de ouderenzorg. Hierdoor hebben bijvoorbeeld de WZC extra problemen om verplegend personeel te kunnen aantrekken. Ze blijft initiatieven nemen en ondersteunen die de toegang tot de nodige zorgberoepen versoepelt, maar kan, zeker wat verpleegkundigen betreft, hier geen garanties geven.

Tenslotte uitten we onze bezorgdheid over stemmen die opgaan om de participatie van mantelzorgers in de eerstelijnszones af te bouwen. Vanuit OKRA stellen we heel duidelijk dat mantelzorgers mee rond de tafel moeten blijven zitten in de uittekening en uitbouw van lokaal gezondheidsbeleid, en dus een meer dan terechte ‘stoel’ moeten kunnen behouden in de ELZ. De minister onderschrijft dit en zal mee bewaken dat hieraan niet voorbij gegaan wordt.

We bedanken de minister voor de tijd die ze voor ons heeft willen vrijmaken en voor het open en geëngageerd gesprek. We beloven haar om ook de uitvoering in de praktijk te zullen blijven opvolgen. Zij mag op OKRA rekenen als partner om het zorg- en welzijnsbeleid in Vlaanderen sterker en beter te maken, maar ook als kritische sidewatcher.